Op de berg!

Uit: Tips en Weetjes over trainingsacteren 20

Ik was op een feestje, ik denk dat ik ongeveer 16 was, misschien al 17. We hadden met een groep jongeren een themafeest georganiseerd, al weet ik niet zeker of het een echt thema was of dat we gewoon verkleed kwamen. Misschien was het thema zelfs "verkleed komen", ik weet het niet meer, maar wel dat we dat feest hadden. 

Met mijn vriendinnetje van toen had ik uren voor de spiegel gestaan. We gingen als Indianen. Onze rokjes bestonden uit stroken van allerlei stofjes, stroken ja, want dat beeld hadden we van indianenrokjes. Met een gekartelde stofschaar van mijn moeder waren we die middag ijverig aan het knippen geweest en met riemen en grove steken zorgden we dat alles bij elkaar bleef. Even springen om te kijken of het voldoende was voor een hele avond, want misschien gingen we ook nog wel dansen in de kleine ruimte. Een shirt uit de kast waar we wat borduursels op maakten. Ik had altijd wel ergens kralen liggen uit de tijd dat ik als kind nog graag kralen reeg. Hout, plastic, alles kon er mee door. 

Donkere, veel te donkere make-up, eerst op de wangen. Wrijven tot het er uitzag alsof we een donkerder huidskleur hadden dan onze bleke snoetjes in die tijd. Nog wat extra op de wangen, waarmee we jukbeenderen meer accent gaven omdat dat ons een Indiaanse uitstraling gaf, daar waren we van overtuigd. Twee blonde tieners, met een indianenhuid, ja, dat blonde haar daar konden we toen niet zoveel mee, dus dat lieten we voor wat het was. Een strook die over was met een op straat gevonden veer van een vogel, wat zal het zijn geweest, een duif? Veren hoorden er bij. Rood blauw en groene strepen op onze wangen, zwart om de ogen. We geloofden echt in onszelf. We waren zo echt indianen, bijna als kleine kinderen die het onderscheid niet meer kunnen maken wanneer hun fantasie hen vadertje of moedertje laat zijn in de zandbak. 

We gingen op weg, twee Indianenmeisjes, niet op oorlogspad, ondanks de strepen in het gezicht waarvan ik later pas begreep dat dit juist wel bij een oorlogspad hoorde. 

 

Indringers.

Het feest was al even aan de gang. We dronken vooral bier en frisdrank, ik geloof niet dat we toen ook wijn dronken. Ik althans niet, anders zou ik het geweten hebben. Opeens veranderde het geroezemoes van zo'n 20 jongeren tussen de 15 en 20 van sfeer. Het leek ook rustiger te worden. Was iedereen naar huis? Ik was zo bezig Indianenmeisje te zijn, met veel "Haw", "Uch" en vredespijp, lees sigaret, want in die tijd rookte ik, dat ik het niet eens zo merkte. Tot iemand mij haalde: "Ida, je broer staat bijna te vechten!" Knak! Schakel! Stop! Een soort koude stroomstoot door mijn ruggegraat. Mijn wangen verstarren, de alchohol lijkt acuut uit mij verdwenen te zijn. De Indiaan verdwijnt uit mijn systeem, mijn buik trekt samen, ik verstar. Mijn adem gaat in een iets hoger tempo terwijl ik de boodschapper recht aanstaar: "Mijn broer???" 

Ik heb een broer die de zachtheid zelf is. Hij vecht nooit, is ook geen sporter of zoiets dus ik vraag me af of hij uberhaupt wel sterk is. Ik wel, ik heb kracht in mijn benen doordat ik veel fiets. Maar hij? En hij vecht? Het gaat allemaal waarschijnlijk in een flits, maar ik merk dat ik alles en iedereen om mij heen kwijt raak. Ik zie alleen nog de deur naar buiten. Een diepe ademhaling, ik loop en sta buiten onder de poort van de woningen daarboven. In Amsterdam Noord, vlak bij het Purmerplein, zijn de huizenrijen als het ware doorkruist door zijstraten waar de benedenwoning aan opgeofferd lijkt te zijn. De toegang tot de beide hoekhuizen is in de poort, en daar sta ik. 

Mijn broer heeft heel stoer een bokshouding aangenomen. Het ziet er potsierlijk uit in zijn verkleedkleren, iets met een laken geloof ik, ook op zijn hoofd. Zou hij een Arabier zijn? Ik bedenk me dat we wel heel stereotype ideeën hebben over hoe Indianen en Arabieren er uitzien.  Een Arabier in een bokshouding klopt niet, zeker niet als de hoofdtooi al snel wordt afgeslagen door iemand. Een iemand die blijkbaar bij een buurtgroep hoort die op ons feestje wilden binnendringen. Het was me ontgaan, daarbinnen. Maar mijn broer KAN HELEMAAL NIET VECHTEN! Ik schreeuw en mijn geluid klinkt niet als mij. Iets houdt me tegen, maar ik ruk me los en stap naar voren, twee drie stappen. Ik hoor mensen praten maar niet wat ze zeggen.Ik ben op oorlogspad, blijken mijn strepen toch te kloppen. Ik zie alleen nog mijn broer en ben doodsbang samen met woest. Of nee, ze wisselen elkaar in rap tempo af. Zijn lakens zijn wit maar ik zie rood. Geen bloed, maar rood als een waas voor mijn ogen. Ik word tegengehouden, de angst overwint en ik verstar. Ik word naar binnengebracht en vrijwel meteen daarna mijn broer, met een rode wang, ook geen bloed maar toch. Was het meteen? Is er tijd voorbij gegaan? Ik weet het niet. Opeens zie ik weer iedereen. Sommigen alsof er niets veranderd is, anderen praten druk of juist lachend met elkaar. Mijn broer drinkt een biertje en vertelt. Ik zie geen indringers. Hoe lang heeft het geduurd? Uren? Minuten? Ik weet het niet. 

Over de rooie.

Ik denk nog vaak aan dit voorval, zeker sinds ik werk als trainingsactrice. Wat mij gebeurde was dat ik zoals dat heet 'over de rooie' ging. Als je een lijn zou tekenen van ons gedrag dan zou dit een stabiele zwarte lijn zijn, misschien met wat kleine hobbeltjes naar boven of beneden, maar toch redelijk recht. Boven en onder die lijn zou ik een rode stippellijn tekenen. Ons normale gedrag beweegt zich in golven tussen die twee rode lijnen. We zijn er altijd op gericht als we te dicht bij een rode lijn komen om dan weer te zoeken hoe je bij de zwarte terug kunt komen. Dat is menselijk gedrag. Binnen die lijnen zijn we rationeel, tegen de rode aan zitten de emotionele ladingen. 

Soms gebeurt er echter iets waardoor we er doorheen schieten. Dan gaan we 'over de rooie'. Dan gaan we uit het rationele en alles wat we dan doen wort aangestuurd door onze emoties. Dat is heel puur, daar reageren we vanuit ons reptielenbrein: we vechten, vluchten of verstarren. We zijn niet meer aanspreekbaar op onze ratio en handelen intuïtief.  Er zit een berg emotioneel beleven in de weg om rationeel na te kunnen denken. Op die berg komen we allemaal geregeld terecht, blijkbaar is het inherent aan het mens zijn. De berg van emoties kan door van alles worden veroorzaakt: door een angstige situatie, zoals die vechtpartij, maar ook door slecht nieuws of juist goed nieuws. Je sluit je dan als het ware even voor alles af en gaat op in wat dit voor jou betekent. 

Op de berg zitten is niet per definitie slecht, wat belangrijk is is dat omstanders herkennen wat er gebeurt. Als iemand op de berg zit heeft het namelijk geen zin rationeel contact te maken. Sterker nog, dat kan de berg zelf nog hoger maken. 

Afdalen.

Uiteindelijk komt iemand wel weer van de berg af.  Dan kan je rationeel beschouwen wat er is gebeurd, dan kan je nieuwe informatie geven, dan kan je weer met elkaar in gesprek. De snelheid waarmee dat kan gaan verschilt van hoe er met diegene wordt omgegaan. Als het lukt om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij datgene wat de persoon op de berg zegt en geen eigen nieuwe informatie te willen toevoegen, is de kans dat diegene snel afzakt naar het rationele niveau groter. Dan daalt iemand van de emotionele berg naar de rationele vlakte. En dan kan je weer praten. 

Ik kon pas weer denken toen ik daar was, van de berg af, weg uit de situatie, zien dat mijn broer veilig een biertje zat te drinken, weg van de onveilige situatie buiten. Wel nog met een rode wang van de vuistslag, maar dat viel niet op. De mijne waren beide Indiaanrood, ik heb nog maar een 'vredespijp' gerookt. 

handtekening-ida


linkedin facebook twitter