Ik hoor wat je zegt
Uit Tips en Weetjes over Trainingsacteren 72
Wanneer hebben we geleerd te luisteren? Toen ik kind was betekende luisteren vooral gehoorzaam zijn aan dat wat de volwassene zei. Tegenwerpingen waren brutaal. 'Luisteren, jij!' was synoniem aan 'doe wat ik zeg en hou je mond'. Zo ging dat toen.
Op de basisschool hadden we wel 'kringgesprekken'. Ik zet het tussen aanhalingtekens omdat het woord gesprek volgens mij niet op zijn plaats is. Het waren monologen van het kind dat aan de beurt was. Ik herinner me niet dat we ooit in gesprek gingen over dat wat verteld was.
Spreekbeurten en boekbesprekingen waren een ingang om gesprek aan te gaan. Dat dwong al wat meer om te gaan luisteren. We kregen dan een lijstje met vragen en mochten daar antwoorden op geven aan de hand van wat de verteller had gezegd. Dat ging vaak schriftelijk. Er over praten gebeurde weinig. Als je een spreekbeurt had gehouden mochten er vragen gesteld worden, al gebeurde dat zelden. Dat was dan niet omdat de spreekbeurt zo kllip en klaar was, maar omdat we niet geleerd hadden wat voor vragen je kon stellen.
Ik had geen idee over het onderscheid tussen vragen over inhoud, over uitvoering, doorvragen, verbindende vragen, nieuwsgierige en onderzoekende vragen en ga maar door. Laat staan vragen waarmee ik kenbaar kon maken dat ik echt geluisterd had. Als ik zelf een spreekbeurt moest doen vond ik dat heel spannend. Die vragen er achteraan? Alleen maar lastig, ik wilde het liefst horen of (eigenlijk dàt) het goed was en weer gaan zitten.
In mijn latere werk als manager was luisteren zeker van belang, maar vaak zat het organisatiebelang in de weg om daar oprecht iets mee te doen.
Pas in mijn werk als trainingsacteur heb ik meer ontdekkingen gedaan over oprecht en actief luisteren. Dat de verteller merkt dat ik niet alleen luister maar ook echt hoor wat hij zegt. Daardoor ben ik ook gaan beseffen wat een gemiste kans het is als we dit niet van jongs af aan leren: oprecht luisteren en nieuwsgierig zijn naar het verhaal. Leren wat voor vragen ons uit het oordeel of het eigen verhaal houden. Te vaak merk je dat iemand met zijn eigen verhaal je vertelling overneemt. Niet om je dwars te zitten, maar ergens in jouw verhaal is een linkje met het verhaal van de ander geweest. Dat zet aan om dat ook te willen vertellen. Daar is an sich misschien niet zo veel mis mee, ware het niet dat vanaf het moment van het haakje het luisteren is afgenomen. De drive om ook te willen vertellen wordt prominenter in de hersenen, en zit het luisteren dwars. Je merkt het als iemand al halverwege het verhaal inbreekt om zijn zegje te doen (ik kan zelf die neiging ook nog altijd hebben, overigens) en je je zinnen niet af kunt maken. Vaak is de intentie van de inbreken om te laten weten dat die het verhaal begrepen heeft, aan een half verhaal genoeg had om te weten waar het over gaat. Dat kan. Het kan heel adequaat en productief zijn als er ergens tijdsdruk op zit. Het is alleen geen luisteren meer.
In mijn opleiding heb ik onder andere Motiverende gespreksvoering, ACT, Clean Language mogen ontdekken. Deze gespreksvaardigheden zijn allemaal gericht op luisteren, samenvatten en doorvragen. Reflecties geven op wat de ander zegt en daarmee niet alleen bij het verhaal aansluiten maar ook oprecht laten merken: ik hoor je en onderzoek of ik je echt goed begrepen heb. Eerst begrijpen, dan begrepen worden zei collega Arie Speksnijder tijdens een workshop over dit onderwerp.
Hoe?
Door als het ware te checken of je de ander goed begrepen hebt. De techniek die je daarvoor in kunt zetten bestaat al lang. De Amerikaanse psycholoog Carl Rogers (8 Januari 1902 – 4 Februari 1987) beschreef het belang van het bespreekbaar maken van wat zich onder tafel afpeelt. Hij baseerde dat op het werk van Maslov (Pyramide van Maslov, met de ijsberg als metafoor: dat wat zich onder de waterspiegel afspeelt is vele malen bepalender voor wat er is, dan dat wat we boven de waterspiegel waarnemen).
De check doe je door te reflecteren. Met een reflectie sluit je zo dicht mogelijk aan bij datgene wat de ander zegt, zonder daar iets van jezelf aan toe te voegen. Dat kan soms door letterlijk te herhalen wat de ander zegt (feitelijke reflectie), soms door dat in je eigen woorden te benoemen (parafraseren). In een reflectie kan je ook benoemen wat je meent onder de waterspiegel te bespeuren (de bedoeling, emotie, waarden, verlangens). Je geeft dan woorden aan dat wat doorklinkt in de 'bovenwatertekst'.
Het is een techniek om te exploreren, waarmee je onder woorden kunt brengen wat de ander voelt, checkt of je het goed begrepen hebt en de verteller de gelegenheid geeft dit te bevestigen of te corrigeren als je reflectie niet helemaal aansluit.
Klinkt simpel, toch? Eerlijk gezegd is dat maar schijn. De juiste woorden vinden is een zoektocht, elke keer weer. Je hebt weinig houvast aan een voorbereiding, want je hoort pas in het moment wat de ander zegt. Soms hoor ik dat mensen dan bang zijn om de plank mis te slaan. Tjsa, dat gebeurt soms. Is dat erg? Ik denk van niet. Je geeft door na je reflectie stil te zijn ruimte aan de ander om te reageren en die reactie kan ook een correctie zijn. 'Nee, dat bedoel ik niet...' en de ander gaat uitleggen wat hij of zij wel bedoelt. Waarmee je dus opnieuw informatie krijgt, en dit keer specifieker.
Ik vind het verrijkend om zo te achterhalen of ik de ander goed begrijp. Want pas dan kan ik passend reageren. En het blijft oefenen, oefenen, oefenen.