Thuis zijn

20 January 2021

IMG_2800  
  

Meestal heb ik er niet zo'n moeite mee dat mijn leven nogal onregelmatig is. ik gedij er wel goed bij om tot diep in de nacht met dingen bezig te zijn. Dat is niet iets van nu, dat heb ik al zolang ik me dat kan herinneren.

Als kind vond ik naar bed gaan al iets wat 'moest', niet iets wat ik graag deed. Ik sliep met mijn zusje op een kamer, dat was wel weer fijn. Vooral fijn omdat ik op een of andere manier een angst voor donker had ontwikkeld. Ik weet het niet zeker, maar denk dat het te maken had met een koortsdroom die ik als peuter had. Ik was toen bij mijn opa en oma, en in mijn droom kwamen er van alle kanten katten over het bed naar me toelopen in een vertraagd tempo. Wij hadden thuis geen kat en die droom was voor mij beangstigend. Ik heb nog jaren aan mijn zusje gevraagd of zij in onze slaapkamer het licht aan en uit wilde doen, terwijl ik veel dichter bij het lichtknopje sliep. Zo'n onbestendig gevoel van ergens bang voor zijn, terwijl je met je hoofd weet dat er niets is.

Behalve dat 'donker' was thuis een veilige plek. Met mijn broer en zusjes kon ik eindeloos spelen. Ook het huis waar we daarna naar toe verhuisden was een fijne plek. Ik kreeg daar mijn eigen kamer, heb daar enorm gepuberd en ook genoten dat er zoveel kon. Ik ging ook niet graag naar bed, nu vooral omdat er zoveel op televisie was. In die tijd was televisie echt nog bijzonder, je zat met elkaar aan de buis. Langlopende series als Peytonplace mocht ik niet zien, dat werd te laat vond mijn moeder. Ik werd steeds beter in het rekken van de tijd, zodat ik nog zoveel mogelijk wel kon zien. "Anders kom je morgen je bed niet uit" was voor mij geen steekhoudend argument. Overigens later ook niet voor mijn eigen kinderen, heb ik ontdekt.

Vaak kwamen vrienden bij ons (tot diep in de nacht soms) kaarten. Hartenjagen, toepen, Canasta, liegen, pesten en meer. In die tijd  had mijn moeite met naar bed gaan vooral daarmee te maken: ik wilde niets missen. Vooral niet van de avonden. Dat ik dan in de ochtend ook weer vroeg op moest was niet altijd fijn. Ik heb heel vaak gapend in de klas gezeten.
Dat niet willen missen, mee willen doen, ergens bij willen horen heeft wel bijgedragen aan het gemak waarmee ik een onregelmatig leven ben gaan leiden. Het was voor mij geen moeite om in mijn werk in de zorg lage uren te maken. Diensten van 24 uur (met slaapdienst) mochten toen nog, ik vond het heerlijk. Overdag wat slaap inhalen? Geen probleem. Toen ik mijn eigen stek kreeg kon ik zelf kiezen wanneer ik naar bed ging. Helemaal eigen baas. Hielp dat? Hmm niet echt. Ik herinner mij dat ik soms midden in de nacht wakker werd omdat ik op de bank in slaap was gevallen. Uit een soort koppige interne overtuiging dat ik niet meer vroeg naar bed HOEFDE, bleef ik vaak veel langer op dan goed was. Dit was mijn thuis! Ik bepaal wanneer ik het bedtijd vind, zoiets hield me dan tegen om gewoon te gaan slapen als ik moe was. Gelukkig is de energie van een jongere zo groot dat ik het wel heb volgehouden.

Sinds de lockdown ben ik  bijna altijd thuis. Mijn leven is veel regelmatiger geworden in de loop van de jaren. Geen lange en gebroken nachten meer, veel meer ritme en dat is eigenlijk ook een soort thuiskomen. Thuiskomen bij wie ik ben, wat ik graag doe en dat ik dat heel makkelijk kan doen vanuit mijn thuis. Thuis zijn is niet meer het gevoel dat ik als tiener had: iets missen wat elders vast veel interessanter is. Thuis zijn is nu fijn: ik hoef niet helemaal naar mijn werk, als die reistijd, verloren tijd, ongebruikte tijd is er niet meer. Nog net zo graag aan het werk, bijna meer dan voorheen, voel ik me uitermate happy. Ik leef effectiever, ik leef thuis, op mijn eigen veilige stek.

Mooi he?

handtekening-ida




Plaats een opmerking